Paragraaf Financiering

Inleiding

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft een kader voor het (financierings-) risicomanagement. Het betreft het raamwerk voor het financieringsbeleid. Dit is verder uitgewerkt in de gemeentelijke Regeling treasury. Deze regeling geeft een uiteenzetting van de kaders, waarbinnen het treasurybeleid van de gemeente Houten wordt vormgegeven en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie worden beschreven.

Ontwikkelingen

Beleidsregels leningen en garanties
Begin 2015 is de geactualiseerde Treasuryregeling vastgesteld. De bijlage met beleidsregels voor het verstrekken van geldleningen en garanties is toen niet geactualiseerd. Aan het college is de toezegging gedaan dat er een afzonderlijke regeling gemeentegaranties en geldleningen zou worden opgesteld. Vanwege economische ontwikkelingen waren namelijk aanvullende en verscherpte toetsingskaders nodig om de financiële risico's voor de gemeente te beperken. Ook vanuit de organisatie leefde de wens duidelijkere toetsingskaders c.q. spelregels te hebben voor het beoordelen van lening- en garantieaanvragen. De beleidsregels zijn op 17 januari 2017 door het college vastgesteld.

Rentevisie

Voor de financieringsbehoefte (korte en lange termijn) is een visie op de renteontwikkeling onontbeerlijk. Daarom wordt gebruik gemaakt van diverse renteverwachtingen van kredietwaardige instellingen. Op basis daarvan wordt de gemeentelijke rentevisie geformuleerd.

Ontwikkeling rente
In de begroting 2017 werd de verwachting uitgesproken dat de korte rente zou uitkomen op -0,33% en de 10-jaars rente zich rond de 0,51% zou bewegen. Het verloop van de korte termijn rente (geldmarktrente) en de lange termijn rente (kapitaalmarktrente) liet de afgelopen twaalf maanden het volgende beeld zien. De 3-maands Euribor (Euro Interbank Offered Rate; het rentetarief voor leningen tussen de Europese banken) liet een constant beeld zien en bewoog zich van -0,31% eind 2016 naar -0,33% eind 2017. De 10-jaars swaprente, de maatstaf voor de kapitaalmarktrente, steeg in die periode licht van 0,74% naar 0,80%. In 2017 is veel met kasgeld gefinancierd aangezien het kasgeldtarief rond de -0,36% lag.

In onderstaande grafiek zijn de renteontwikkelingen over de periode 2003 tot en met 2017 weergegeven.

De verwachting is dat de ECB in 2018 een ruim monetair beleid blijft voeren. De lange termijn rentetarieven zullen onder invloed van het gematigde economisch herstel waarschijnlijk gaan oplopen.

1. Renterisico

Voor het renterisico worden twee normen gehanteerd namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Er dient binnen deze normen geopereerd te worden.

Renterisiconorm (lang)
Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende kapitaalmarktrente op de rentelasten ingeval van herfinanciering en renteherziening van geldleningen. Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. Deze norm is op 20% van de lastenkant van de begroting gesteld en wordt afgezet tegen de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen.

 

Bedragen   x €  1.000

Omschrijving

2017

Basisgegevens renterisiconorm

1

Renteherziening op vaste schuld o/g

0

2

Betaalde aflossingen

25.375

3

Renterisiconorm  (1+2)

25.375

4

Begrotingstotaal jaar T

108.977

5

a

Het bij Min regeling vastgesteld %

20%

5

b

Regeling

5

Renterisiconorm  (5a+5b/100)

21.795

Toets renterisiconorm

6

Ruimte onder renterisiconorm

Overschrijding renterisiconorm

3.579

Afgezet tegen de risiconorm 2017 van circa € 22 miljoen, blijkt uit bovenstaand overzicht dat we de renterisiconorm hebben overschreden. Er is namelijk ruim € 25 miljoen afgelost. We hebben € 30 miljoen geherfinancierd waarvan € 20 miljoen ten behoeve van het Grondbedrijf. Gezien de zeer lage kapitaalmarktrente hebben we geen risico gelopen met betrekking tot deze herfinanciering.

Kasgeldlimiet (kort)
De kasgeldlimiet geeft de bovengrens aan van het bedrag aan kortlopende financieringsmiddelen, waarmee de gemeente de (kapitaal)uitgaven mag financieren (de zogenaamde vlottende schuld).
Wet fido bepaalt dat indien drie achtereenvolgende kwartaalrapportages de kasgeldlimiet wordt overschreden, de toezichthouder daarvan op de hoogte wordt gesteld. In overleg met de toezichthouder kan door het bestuur eventueel een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet worden vastgesteld. Bij structurele overschrijding van de kasgeldlimiet moet in de financieringsbehoefte worden voorzien door het aantrekken van langlopende geldleningen. De kasgeldlimiet is afgeleid van de omvang van de begroting.

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat in de eerste drie kwartalen de kasgeldlimiet van € 9,3 miljoen is overschreden. Dit had deels te maken met achterblijvende grondverkopen. Daarnaast was de huidige markt voor het kasgeld dusdanig (circa gemiddeld -0,36%) dat het lonend was de kasgeldpositie niet te snel te consolideren op de kapitaalmarkt. Eind augustus is ten behoeve van de Algemene Dienst € 10 miljoen aangetrokken (0,47%, 10 jaar lineair) ter consolidatie waardoor we in het vierde kwartaal weer onder de kasgeldlimiet uitkwamen.

2. Financieringsbehoefte en rentetoerekening

In 2017 hebben we € 30 miljoen aan vaste leningen afgesloten.

Datum aantrekken

 Omvang van de

Type

Ten behoeve van

Jaar van

Rente

geldlening

 geldlening

Lening

AD/Grex

(laatste) aflossing

%

09-03-2017

€ 10.000.000

Fixe

Grex

09-03-2020

0,020%

26-09-2017

€ 10.000.000

Fixe

Grex

26-09-2019

-0,077%

29-08-2017

€ 10.000.000

Lineair

AD

29-08-2027

0,473%

De vaste schulden bedragen eind 2017 bijna € 86 miljoen, waarvan € 59 miljoen ten behoeve van de Algemene Dienst, € 20 miljoen ten behoeve van het Grondbedrijf en € 7 miljoen aan verstrekte leningen.

Meerjarig verwachten we een verder dalende financieringsbehoefte vanuit de prognose dat de grondverkopen verder aantrekken en een laag investeringsniveau binnen de Algemene Dienst.

Schuldpositie
De schuldpositie van de gemeente is het best weer te geven als de netto schuld ten opzichte van de
exploitatiebaten (netto schuldquote). Een gemeente met hogere inkomsten kan namelijk naar verhouding een hogere schuld aangaan. Hieronder wordt de ontwikkeling van de schuldpositie van Houten weergegeven.

De schuldpositie van de gemeente laat de afgelopen jaren een daling zien vanwege afnemende investeringen. In 2017 steeg de netto schuldquote echter naar 93%. Reden hiervoor is dat de opbrengsten uit grondverkopen achterbleven terwijl er wel kosten werden gemaakt. Een netto schuldquote hoger dan 130% betekent dat een gemeente een zeer hoge schuld heeft. Door de uitleenquote en voorraadquote van de netto schuldquote af te trekken, wordt de schuld weergegeven die op de exploitatie drukt. De netto schuldquote zal verder dalen als de voorraadposities de komende jaren worden afgebouwd.
Op de verstrekte leningen en voorraadposities loopt de gemeente wel bepaalde risico's. Deze risico's zijn meegenomen bij de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit (paragraaf weerstandsvermogen en paragraaf grondbeleid).

Rentetoerekening
Met ingang van 2017 zijn de waarderings- en verslagleggingsregels ten aanzien van ‘rente toerekening’ aangescherpt. Deze aanscherping is vastgelegd in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Vanaf 2017 moet, conform de notitie rente 2017 (http://www.commissiebbv.nl/begroten/notities-commissie/ ), de ‘reële’ (omslag) rente in de begroting en jaarrekening worden verwerkt. In de paragraaf Financiering wordt middels onderstaand renteschema voortaan inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.

Als de werkelijk doorbelaste rentelasten meer dan 25% afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden hadden moeten worden toegerekend, is de gemeente verplicht de werkelijke toegerekende renteomslag hierop aan te passen.
Op basis van het bovenstaande tabel bedraagt de nacalculatorische omslagrente voor 2017 1,55% en mag conform BBV worden afgerond op 2% (begroot 2017 was 2,5%). Deze rente wordt toegepast zowel aan de uitgaven- en inkomstenkant van de rekening.

3. Wet schatkistbankieren

De wet schatkistbankieren is eind 2013 in werking getreden. Schatkistbankieren verplicht decentrale overheden hun liquide middelen aan te houden bij de schatkist van het Rijk en vertaalt zich direct in een lagere staatsschuld. Daarnaast moet het bijdragen aan het terugdringen van risico’s van bijvoorbeeld beleggingen van decentrale overheden. Er geldt een rapportageverplichting in de paragraaf Financiering waarbij wordt getoetst of een gemeente de gemiddelde drempelwaarde per kwartaal niet heeft overschreden. Voor Houten ligt de drempelwaarde in 2017 op ruim € 0,8 miljoen. Het drempelbedrag is in 2017 niet overschreden.

Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren (bedragen x € 1000)

Verslagjaar 2017

(1)

Drempelbedrag

817,32785

Kwartaal 1

Kwartaal 2

Kwartaal 3

Kwartaal 4

(2)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen

                   2

                 -  

                -  

                -  

(3a) = (1) > (2)

Ruimte onder het drempelbedrag

               816

             817

            817

            817

(3b) = (2) > (1)

Overschrijding van het drempelbedrag

                  -  

                 -  

                -  

                -  

4. Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)

Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in werking getreden. Deze wet zorgt ervoor dat de schulden van de totale Nederlandse overheid niet te hoog worden. De grens van het toegestane tekort bedraagt 3,0% BBP (Bruto Binnenlands Product). Naast het Rijk dienen ook de provincies, gemeenten en waterschappen zich aan strengere normen te houden. Doel is het afbouwen van de saldotekortruimte van de decentrale overheid van 0,5% (2013) naar -0,3% (2017).
Er is afgesproken de EMU-tekortruimte niet nader te verdelen over gemeenten, provincies en waterschappen, met het gevolg dat er voor 2017 geen individuele referentiewaarden zijn. Het werkelijke EMU-saldo over 2017 bedraagt circa € -11 miljoen (tekort). De belangrijkste reden hiervoor is dat de grondverkopen in 2017 zijn achtergebleven terwijl hiervoor wel uitgaven zijn gedaan. Geconcludeerd kan worden dat Houten in 2017 in negatieve zin heeft bijgedragen aan het EMU-saldo.