Uitgangspunten financiële verslaglegging

Wettelijke bepalingen

De jaarrekening is samengesteld met inachtneming van de betreffende bepalingen in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Waarderingsgrondslagen balans

Algemeen
In de Financiële verordening (ex. Art 212 Gemeentewet) die in de raad van 14 februari 2017 is vastgesteld zijn de uitgangspunten voor het financiële beleid opgenomen.

Bij het samenstellen van de balans is een bestendige gedragslijn in acht genomen.

Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

Alle activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingsprijs.
De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en
overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs wordt voorts een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend.

Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Daarnaast wordt een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling.

Materiële vaste activa

  1. Materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven. Uitzondering hierop zijn de activa ten behoeve van de producten riolering en afvalinzameling. Op deze activa wordt annuïtair afgeschreven.
  1. De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in:
    1. gronden en terreinen: niet, en 10-40 jaar
    2. gebouwen: 15-50 jaar (schoolgebouwen en overige gebouwen per 1-1-2011 ouder dan 10 jaar: 40 jaar en nieuw en jonger dan 10 jaar: 50 jaar)
    3. Grond-, weg en waterbouwkundige werken: 8-70 jaar
    4. vervoermiddelen : 6-11 jaar
    5. machines, apparaten en installaties (incl. theatertechniek): 5-30 jaar
    6. Automatisering: 4-11 jaar
  1. Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.
  1. Overeenkomstig de “Notitie materiële vaste activa” van de BBV, verschenen in december 2017 worden aankoop en vervaardiging van activa met een maatschappelijk nut die vanaf begrotingsjaar 2017 gereed komen geactiveerd.  In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen activa met een economisch nut en activa met een maatschappelijk nut.
  1. Aankoop en vervaardiging van activa met een maatschappelijk nut die tot en met begrotingsjaar 2016 gereed zijn gekomen worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Financieel technische gronden kunnen de oorzaak zijn om bij raadsbesluit hiervan af te wijken. Dan wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Financiële vaste activa
De financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de ontvangen aflossingen. De kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs.

Onderhanden werk aangaande investeringen
De post onderhanden werk aangaande investeringen ontstaat als uitvloeisel van de Notitie Investering, Waardering en Afschrijving 2011. Het betreft investeringen die nog niet in het verslagjaar zijn opgeleverd en waarvan de restantkredieten worden overgebracht naar het volgende boekjaar. Na oplevering van de investering zal feitelijke activering plaatsvinden en zal een aanvang worden genomen met het afschrijven conform de richtlijnen.
De onderhanden werk aangaande investeringen worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingsprijs en opgenomen onder de activaposten, zoals hierboven genoemd.

Vlottende activa
Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar, de liquide middelen en de overlopende activa.

Voorraden
De verschillende voorraadcomponenten zijn als volgt gewaardeerd:

  • De verspreide percelen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, vermeerderd met de bijgeschreven rente en exploitatiekosten. Indien deze waarde hoger is dan de intern getaxeerde waarde, wordt voor het verschil een voorziening gevormd.
  • De gronden die nog niet in exploitatie zijn genomen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, vermeerderd met rente en exploitatiekosten.
  • De onderhanden werken zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings-/vervaardigingsprijs, vermeerderd met de bijgeschreven rente en exploitatiekosten en verminderd met de opbrengst wegens gerealiseerde verkopen. Indien wordt verwacht dat de geactiveerde kosten niet door verkopen van grond kunnen worden terugverdiend, is ter grootte van het geraamde tekort een voorziening gevormd.
  • De voorraad brandstof is gewaardeerd tegen de gemiddelde inkoopprijs.
  • De voorraad burgerzaken zijn gewaardeerd tegen de laatst bekende inkoopprijs.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar zijn opgenomen tegen de nominale waarde. De voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde verrekend.
De voorzieningen wegens oninbaarheid betreffen:

  • Algemene debiteuren
    Alle vorderingen worden per stuk beoordeeld op inbaarheid. Dat is vervolgens het uitgangspunt om een minimale stand van de voorziening te bepalen. Als de voorziening onder de minimale stand komt wordt er een bedrag aan toegevoegd vanuit de algemene dekkingsmiddelen.
  • Debiteuren op het gebied van gemeentelijke belastingen
    Hier wordt dezelfde werkwijze toegepast als bij de algemene debiteuren.
  • Vorderingen bijstandsverlening
    Ook de vorderingen bijstandsverlening worden per vordering beoordeeld op oninbaarheid en dienovereenkomstig opgenomen in de voorziening.

Liquide middelen
De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa
De overlopende activa worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Vaste passiva
Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen (reserves en het rekeningresultaat), de voorzieningen en de vaste schulden met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer.

De vaste passiva, met uitzondering van de voorzieningen, worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen contante waarde.

Reserves en Voorzieningen
Het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen is vastgelegd in de nieuwe Notitie Reserves en Voorzieningen . Genoemde Notitie is door het College vastgesteld in de vergadering van 10 oktober 2017.
Op 14 februari 2017 is de Financiële Verordening (ex. art. 212 Gemeentewet) vastgesteld. Deze is in werking getreden per 20 februari 2017. Conform artikel 3 lid 3 van deze verordening wordt in het jaarverslag 2017 de ontwikkeling van de schuldpositie opgenomen.

Reserves
Reserves zijn het eigen vermogen van de organisatie en dienen om tegenvallers in de exploitatie op te vangen en om investeringen te kunnen financieren. Algemene reserves en bestemmingsreserves vormen samen met het saldo van de exploitatierekening het eigen vermogen.

De algemene reserves (niet zijnde bestemmingsreserves) zijn bestemd voor opvang van tekorten, als buffer voor risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen en voor onvoorziene, onuitstelbare en onvermijdbare (drie O’s) uitgaven.
Bestemmingsreserves zijn van de algemene reserves afgezonderde bestanddelen waaraan de politiek een bepaalde bestemming heeft gegeven of door een geldgever bijzondere voorwaarden zijn gesteld (geoormerkt).

Vermeerderingen en verminderingen vinden plaats op basis van:

  • de in de begroting vastgestelde bedragen;
  • resultaatbestemming;
  • aanvullende besluitvorming.

Aan bovengenoemde vermeerderingen en verminderingen liggen raadsbesluiten ten grondslag. Zij maken daarom deel uit van de resultaatbepaling.

Voorzieningen
Voorzieningen worden gerekend tot het vreemd vermogen en worden gevormd wegens:

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
  • op balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten;
  • kosten die in het volgende boekjaar worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden.

Dotaties en onttrekking aan voorzieningen vinden plaats op basis van:

  • de in de begroting vastgestelde bedragen;
  • verkregen subsidiegelden;
  • aanvullende besluitvorming.

Aan bovengenoemde dotaties en onttrekkingen liggen raadsbesluiten ten grondslag. Zij maken daarom deel uit van de resultaatbepaling.

Vlottende passiva
Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar en de overlopende passiva.

De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Waarderingsgrondslagen baten en lasten
Baten en lasten
De baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij het bepalen van het resultaat is een bestendige gedragslijn in acht genomen.

Als bedrijfsresultaat van de grondexploitatie wordt aangemerkt de resultaten van de afgewikkelde complexen Niet-Vinex. Voordelen op financieel afgewikkelde deelcomplexen Vinex worden niet als winst verantwoord. Eventuele voordelen worden ingezet om tekorten van andere deelcomplexen binnen Vinex te dekken. De baten en lasten die betrekking hebben op de verspreide percelen, de nog niet in exploitatie genomen gronden en de onderhanden werken, worden verrekend met de boekwaarde van deze gronden.

Afschrijvingen
Het afschrijven op een investering vangt aan per 1 januari van het verslagjaar volgend op het jaar waarin de investering is opgeleverd.

Investeringen worden lineair afgeschreven, met uitzondering van investeringen waarvan de kapitaallasten gedekt worden uit de afvalstoffenheffing of rioolrecht.

De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar (met uitzondering van specifieke besluiten ten aanzien van investeringen met een maatschappelijk nut).

Op gronden wordt niet afgeschreven. Daarnaast wordt ook niet afgeschreven op de investering met betrekking tot het politiebureau. Dit is conform de met de Rijksgebouwendienst overeengekomen
financieringswijze.

Rente
De rentelasten betreffen het saldo van:

  • aan geldverstrekkers werkelijk betaalde rente;
  • werkelijk ontvangen rente op uitgezette gelden;
  • aan de grondexploitatie en de vaste activa toegerekende rente.

De rentelasten worden door middel van een omslagpercentage over de rekening van baten en lasten verdeeld.

Kostenplaatsen
De op de kostenplaatsen verantwoorde lasten en baten worden in 2017 op basis van werkelijke bedragen volledig doorverdeeld naar de taakvelden via bij de begroting 2017 bepaalde verdeelsleutels. Er blijft door deze systematiek geen saldo meer over op de kostenplaatsen.

De doorbelasting van de uren van eigen personeel die zijn gemaakt ten behoeve van de grondexploitatie worden in de realisatie doorbelast op basis van werkelijk gemaakte uren x uurtarief. Doordat het uurtarief bepaald wordt met behulp van werkelijke uitgaven en opbrengsten kostenplaatsen  blijft ook hier  geen saldo over op de kostenplaats Projectontwikkeling.